
zondag, februari 17, 2008
Adriaan van Dis op bezoek bij Ricardo Rangel
Vanavond in de laatste aflevering van de VPRO-serie Van Dis in Afrika, bezoekt Adriaan van Dis de Mozambikaanse fotograaf Ricardo Rangel.
20.10-21.05, Nederland 2.
Hieronder een artikel uit Zuidelijk Afrika Magazine, uit 2004:
Vijf decennia heeft de Mozambikaanse fotograaf Ricardo Rangel het dagelijkse leven en de sociale misstanden in zijn land vastgelegd. Veel van zijn foto’s werden nooit geplaatst vanwege de strenge censuur van de koloniale overheersers. Nu reist zijn werk naar tentoonstellingen over de hele wereld.
Ricardo Rangel, de vader van de Mozambikaanse fotografie, is dit jaar tachtig geworden. In zijn archief proberen ventilators vergeefs de schimmel uit de muren te weren. Er staan honderden archiefdozen met titels als ‘Gewapende strijd’, ‘Begrafenis Samora Machel’, ‘Descolados’; alles bij elkaar tienduizenden foto’s die de geschiedenis van Mozambique in de tweede helft van de afgelopen eeuw weergeven. Rangel, die zijn carrière begon als schoonmaker bij een fotostudio, was in 1952 de eerste zwarte fotograaf van Mozambique. Hij werkte eerst voor de krant Noticias, de spreekbuis van het toenmalige koloniale bewind. Later was hij verbonden aan andere Mozambikaanse media en was hij medeoprichter van het eerste kleurentijdschrift Tempo. Hij maakte er zijn specialiteit van sociale misstanden vast te leggen. Een bekend voorbeeld is zijn foto van twee deuren, een voor mannen en een voor bedienden, gemaakt in de jaren zestig. “In Zuid-Afrika had daar blankes en swartes op gestaan. Maar hier heerste apartheid op zijn Portugees”, zegt hij.
Dat zijn politieke getinte foto’s het koloniale regiem vaak niet welgevallig waren, spreekt voor zich. Veel van zijn werk werd dan ook niet geplaatst, een deel van zijn negatieven werd zelfs vernietigd. Rangel: “Er was natuurlijk een strenge censuur, maar de zelfcensuur was minstens zo erg. Bij Noticias bijvoorbeeld was de hoofdredactie roomser dan de paus. Als zij een artikel of een foto al niet zelf had afgekeurd, werd het voorgelegd aan een overheidsbureau.” Rangel werd tijdens zijn werk buiten kantoor in de gaten gehouden. “Toen ik een keer door de politie werd opgepakt en ondervraagd, vroegen ze me: ‘Hoeveel roebel heb je met deze foto verdiend?’” Rangel werd er, overigens terecht, van verdacht een aanhanger van de bevrijdingsbeweging Frelimo te zijn. Zijn engagement deed hem twee keer in de gevangenis belanden.
Het leeuwendeel van zijn werk maakte de fotograaf in de jaren zestig als fotoredacteur van het minder gezagsgetrouwe dagblad Tribuna. De aanzwellende strijd voor onafhankelijkheid in de eerste helft van de jaren zeventig, het vertrek van de Portugezen in 1975 en het aan de macht komen van Frelimo ontsnapten niet aan zijn lens.
In 1984 begon voor Rangel een nieuw hoofdstuk van zijn leven. Hij werd directeur van het Centrum voor Fotografisch Onderwijs in Maputo; een benoeming die hij aanvaardde omdat hij een bijdrage wilde leveren aan de opbouw van het land. In die nieuwe rol legde hij er zich vooral op toe kennis en ervaring over te dragen op jonge fotografen. Ook ageerde de fotograaf tegen misstanden waarvoor hij de nieuwe machthebbers verantwoordelijkheid hield. In de jaren tachtig was hij een van de initiatiefnemers van een politieke lobby die de Frelimo-regering dwong de persvrijheid grondwettelijk te verankeren. In 1998 sloot hij zich aan bij een onafhankelijke stadspartij, Juntos pela Cidade (JPC), opgericht door de twee jaar later vermoorde onderzoeksjournalist Carlos Cardoso. JPC richtte zich vooral tegen de groeiende corruptie in Maputo en won bij de gemeenteraadsverkiezingen
vijftien zetels.
Maar achter het wat vervallen bureau in een van de vertrekken van het fotocentrum waar Rangel nog steeds de scepter zwaait – “Toen ik bij de minister van Cultuur mijn pensioen aankondigde, werd me dat geweigerd”– zit toch vooral een man wiens passie de vereeuwiging van het leven zelf is. Positief over de prestaties van zijn opvolgers, een nieuwe generatie fotografen, is hij niet. “De kwaliteit van de fotojournalistiek in Mozambique is belabberd. Veel collega’s zijn gemakzuchtig. Dat maakt me kwaad.” In zijn boekje Foto-Jornalismo ou Foto-Confusionismo geeft hij daar voorbeelden van. Hij hekelt een foto van een rij ruggen van mensen die naar de lucht wijzen, met een onderschrift over een bijeenkomst van vroegere vrijheidsstrijders. “Dit slaat nergens op. Een fotograaf is in de eerste plaats een journalist. Hij moet zoeken naar een verhaal in beeld. Ik weet dat de ex-combattanten op hun bijeenkomst snellere uitbetaling van uitkeringen eisten. Maar waarom wijzen ze omhoog? Is het wereldvoedselprogramma bezig om voedsel uit een
vliegtuig te gooien?”
Zelf verklaart hij een – wat ouderwets aandoend – respect in zijn werk te willen leggen. Furieus reageert hij op een foto waarop de Mozambikaanse president Chissano op een hotelbed zit. “Deze foto is gemaakt ter gelegenheid van de opening van een nieuw hotel. Maar deze voorstelling is respectloos. Zo zet je de president niet neer. Bovendien willen de mensen het hotel zien”, zegt hij met nauwelijks verholen woede.
Rangel verruilt af en toe zijn Leica voor een digitale camera, maar alleen omdat hij de ontwikkelingen wil blijven volgen. “Als digitale fotografie goedkoper, beter en sneller werk oplevert, heb ik er niks op tegen. Maar tot nu toe zie ik er het voordeel niet van in. In de doka aan de slag gaan, het rode licht, de flesjes chemicaliën, het beeld dat langzaam vanuit het niets verschijnt, daar kan geen digitale foto tegenop. Misschien ben ik een romanticus. Of word ik gewoon oud?”
20.10-21.05, Nederland 2.
Hieronder een artikel uit Zuidelijk Afrika Magazine, uit 2004:
Vijf decennia heeft de Mozambikaanse fotograaf Ricardo Rangel het dagelijkse leven en de sociale misstanden in zijn land vastgelegd. Veel van zijn foto’s werden nooit geplaatst vanwege de strenge censuur van de koloniale overheersers. Nu reist zijn werk naar tentoonstellingen over de hele wereld.
Ricardo Rangel, de vader van de Mozambikaanse fotografie, is dit jaar tachtig geworden. In zijn archief proberen ventilators vergeefs de schimmel uit de muren te weren. Er staan honderden archiefdozen met titels als ‘Gewapende strijd’, ‘Begrafenis Samora Machel’, ‘Descolados’; alles bij elkaar tienduizenden foto’s die de geschiedenis van Mozambique in de tweede helft van de afgelopen eeuw weergeven. Rangel, die zijn carrière begon als schoonmaker bij een fotostudio, was in 1952 de eerste zwarte fotograaf van Mozambique. Hij werkte eerst voor de krant Noticias, de spreekbuis van het toenmalige koloniale bewind. Later was hij verbonden aan andere Mozambikaanse media en was hij medeoprichter van het eerste kleurentijdschrift Tempo. Hij maakte er zijn specialiteit van sociale misstanden vast te leggen. Een bekend voorbeeld is zijn foto van twee deuren, een voor mannen en een voor bedienden, gemaakt in de jaren zestig. “In Zuid-Afrika had daar blankes en swartes op gestaan. Maar hier heerste apartheid op zijn Portugees”, zegt hij.
Dat zijn politieke getinte foto’s het koloniale regiem vaak niet welgevallig waren, spreekt voor zich. Veel van zijn werk werd dan ook niet geplaatst, een deel van zijn negatieven werd zelfs vernietigd. Rangel: “Er was natuurlijk een strenge censuur, maar de zelfcensuur was minstens zo erg. Bij Noticias bijvoorbeeld was de hoofdredactie roomser dan de paus. Als zij een artikel of een foto al niet zelf had afgekeurd, werd het voorgelegd aan een overheidsbureau.” Rangel werd tijdens zijn werk buiten kantoor in de gaten gehouden. “Toen ik een keer door de politie werd opgepakt en ondervraagd, vroegen ze me: ‘Hoeveel roebel heb je met deze foto verdiend?’” Rangel werd er, overigens terecht, van verdacht een aanhanger van de bevrijdingsbeweging Frelimo te zijn. Zijn engagement deed hem twee keer in de gevangenis belanden.
Het leeuwendeel van zijn werk maakte de fotograaf in de jaren zestig als fotoredacteur van het minder gezagsgetrouwe dagblad Tribuna. De aanzwellende strijd voor onafhankelijkheid in de eerste helft van de jaren zeventig, het vertrek van de Portugezen in 1975 en het aan de macht komen van Frelimo ontsnapten niet aan zijn lens.
In 1984 begon voor Rangel een nieuw hoofdstuk van zijn leven. Hij werd directeur van het Centrum voor Fotografisch Onderwijs in Maputo; een benoeming die hij aanvaardde omdat hij een bijdrage wilde leveren aan de opbouw van het land. In die nieuwe rol legde hij er zich vooral op toe kennis en ervaring over te dragen op jonge fotografen. Ook ageerde de fotograaf tegen misstanden waarvoor hij de nieuwe machthebbers verantwoordelijkheid hield. In de jaren tachtig was hij een van de initiatiefnemers van een politieke lobby die de Frelimo-regering dwong de persvrijheid grondwettelijk te verankeren. In 1998 sloot hij zich aan bij een onafhankelijke stadspartij, Juntos pela Cidade (JPC), opgericht door de twee jaar later vermoorde onderzoeksjournalist Carlos Cardoso. JPC richtte zich vooral tegen de groeiende corruptie in Maputo en won bij de gemeenteraadsverkiezingen
vijftien zetels.
Maar achter het wat vervallen bureau in een van de vertrekken van het fotocentrum waar Rangel nog steeds de scepter zwaait – “Toen ik bij de minister van Cultuur mijn pensioen aankondigde, werd me dat geweigerd”– zit toch vooral een man wiens passie de vereeuwiging van het leven zelf is. Positief over de prestaties van zijn opvolgers, een nieuwe generatie fotografen, is hij niet. “De kwaliteit van de fotojournalistiek in Mozambique is belabberd. Veel collega’s zijn gemakzuchtig. Dat maakt me kwaad.” In zijn boekje Foto-Jornalismo ou Foto-Confusionismo geeft hij daar voorbeelden van. Hij hekelt een foto van een rij ruggen van mensen die naar de lucht wijzen, met een onderschrift over een bijeenkomst van vroegere vrijheidsstrijders. “Dit slaat nergens op. Een fotograaf is in de eerste plaats een journalist. Hij moet zoeken naar een verhaal in beeld. Ik weet dat de ex-combattanten op hun bijeenkomst snellere uitbetaling van uitkeringen eisten. Maar waarom wijzen ze omhoog? Is het wereldvoedselprogramma bezig om voedsel uit een
vliegtuig te gooien?”
Zelf verklaart hij een – wat ouderwets aandoend – respect in zijn werk te willen leggen. Furieus reageert hij op een foto waarop de Mozambikaanse president Chissano op een hotelbed zit. “Deze foto is gemaakt ter gelegenheid van de opening van een nieuw hotel. Maar deze voorstelling is respectloos. Zo zet je de president niet neer. Bovendien willen de mensen het hotel zien”, zegt hij met nauwelijks verholen woede.
Rangel verruilt af en toe zijn Leica voor een digitale camera, maar alleen omdat hij de ontwikkelingen wil blijven volgen. “Als digitale fotografie goedkoper, beter en sneller werk oplevert, heb ik er niks op tegen. Maar tot nu toe zie ik er het voordeel niet van in. In de doka aan de slag gaan, het rode licht, de flesjes chemicaliën, het beeld dat langzaam vanuit het niets verschijnt, daar kan geen digitale foto tegenop. Misschien ben ik een romanticus. Of word ik gewoon oud?”